Op weg naar Pasen
gepubliceerd: dinsdag, 13 februari 2018
“Alles heeft zijn uur, alle dingen onder de hemel hebben hun tijd”, zo begint het derde hoofdstuk van het Oudtestamentische boek Prediker.
Wat kunnen we soms toch worstelen met de tijd. Soms kan de tijd ook helemaal omslaan, zoals dat stukje uit de bijbel ook aangeeft: een tijd om te baren en een tijd om te sterven, een tijd om op te bouwen en een tijd om af te breken. Soms kan het allemaal heel dicht bij elkaar liggen.
“Mens, gedenk dat gij van stof en as zijt en tot stof zult wederkeren”. Met de as van de gezegende palmtakjes van vorig jaar worden wij op Aswoensdag getekend. De groene takken van vorig jaar waren verdord en zijn verbrand; het herinnert ons eraan dat veel in het leven vergankelijk is en dat slechts een aantal dingen blijvend zijn.
De weg naar Pasen nodigt ons uit even stil te staan bij de dingen die blijvend en echt belangrijk zijn.
We hechten soms zoveel belang aan dingen die eigenlijk van weinig echte betekenis zijn. Verdoen we niet allemaal wel eens onze kostbare tijd aan dingen waarvan we allemaal weten dat ze ons niets opleveren?
Bepaalde televisieprogramma’s die we dagelijks moeten zien, uren voor de televisie en de computer hangen, wat levert ons dat uiteindelijk op?
De jaarlijkse Veertigdagentijd vraagt ons aandacht te hebben voor onze band met God, onze band met elkaar, leven we ons leven zoals God ons bedoeld heeft?
We maken het wat meer stil in deze tijd en willen ons eerlijk afvragen: welke plaats heeft God in mijn leven, denk ik ook aan Hem als ik het niet moeilijk heb, kan ik met Hem over alles praten, durf ik in mijn gebed mijn hele leven aan Hem voor te leggen?
Hoe ga ik om met mijn medemensen, kan ik wat ik heb delen met anderen, zijn er ruzies die ik moet bijleggen, stel ik mezelf in het middelpunt van de belangstelling, ben ik goed voor de andere zonder enige berekening om het terug te krijgen?
Is mijn levensweg een gelukkige weg, de weg waarvan ik weet dat ik die heel mijn leven wil gaan en de weg zoals God die bedoeld heeft? Die vragen mogen we ons stellen.
We hebben veertig dagen de tijd om er iets aan te doen en om er aan te werken. Als we met Pasen kunnen zeggen dat we op een van die punten goed zijn opgeschoten, dan kunnen we zeggen dat de veertigdagentijd goed is geweest en dat het echt zal zijn een zalig Pasen.
Pastoor Pieter Scheepers