Mijn zus vertelde laatst een verhaal. Zij en mijn zwager gingen met mijn twee neefjes naar een ijssalon. Ze vroeg aan de oudste (8 jaar): “welke bolletjes ijs wil je hebben?”. Hij zei: “appel-mango-smaak”. Toen vroeg mijn zus aan de jongste (3 jaar): “en jij Hugo, welke bolletjes ijs wil jij hebben?” Hij zei: “Groen! Groen!”. Mijn zus draaide zich om naar mijn zwager en vroeg: “groen?” Mijn zwager zei: “ik denk dat hij pistache bedoelt. Ik ken verder geen groen ijs”. En jawel, nadat Hugo het bakje met de twee bolletjes pistache-ijs had gekregen, at hij het smakelijk op (de helft natuurlijk op de wangen, kleren en de grond). Kennelijk had hij in het verleden al eens pistache-ijs gegeten en dit was goed bevallen. Vandaar dat hij vroeg om “groen”.
Mijn oudste neefje sprak over de smaak van het ijs (binnenkant) en mijn jongste neefje over kleur (buitenkant). Ik verwacht dat Hugo over een paar jaar pistache-ijs niet meer “groen” noemt maar gewoon “pistache”. Een voorbeeld van een heel menselijk gegeven. Als je ouder wordt dan leer je – als het goed is – wat door de buitenkant heen te kijken en de dingen te zien zoals ze zijn. Zoiets moet je leren in het leven. En toch is het verleidelijk om ook als volwassene stil te blijven staan bij de buitenkant. Dat is vaak makkelijker. Dan hoef je niet door te dringen tot waar het echt om gaat. Daar moeten we altijd voor waken. Ook in ons geloof.
Over een paar dagen gaat de Kerk de zogenaamde Goede Week binnen die uitmondt in Pasen: Palmzondag, Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Paaswake en Paaszondag. Ondanks de vele beperkingen die we hebben, blijft dit een week die qua plechtigheden heel erg rijk is. Het bulkt van de uiterlijkheden: palmtakjes, wijwater, een kruis, Paaskaars, klokken die weer luiden, gezang, enzovoort. Hele mooie symbolen. Maar we mogen niet vergeten dat deze uiterlijke symbolen eigenlijk verwijzen naar iets dat veel fundamenteler is. Naar iets aan de binnenkant. Het uiterlijke verwijst naar het innerlijke. We moeten niet stoppen bij “Groen! Groen!” maar proberen de smaak op het spoor te komen. De smaak van het geloof.
Als christenen belijden we de kruisdood van Christus maar ook zijn Verrijzenis. Alle symbolieken en tekenen van ons geloof staan niet op zichzelf. Ze verwijzen naar iets anders. De Goede Week en Pasen wijzen ons op de enorme liefde van God voor het leven, voor de mens. Door de gebrokenheid van het bestaan heen overwint de liefde. En de kracht van die liefde toont zich in de mate dat het kan verdragen en dragen. Liefde tot het uiterste toe. Dat is de kern van ons geloof. De Liefde. Dat zit aan de binnenkant.
Te midden van een maatschappij waarin hard wordt geroepen en geschreeuwd mogen we de komende week eigenlijk de verstilling zoeken. We worden op geloofsgebied uitgenodigd steeds meer een stap te zetten van uiterlijk naar innerlijk. Van “Groen! Groen!” naar de kern en zien wat het voor mij persoonlijk betekent dat de Zoon van God zijn leven voor MIJ heeft gegeven. En dat God Hem van de dood heeft opgewekt. In dood en leven is het laatste woord namelijk aan God. Toen en nu. Het woord van liefde. Het Woord is Liefde.
De liturgie van de Goede Week en Pasen reikt ons die weg aan. Steeds meer naar binnen toe. Naar de kern van ons leven en ons bestaan: om te leven als kinderen van God in het besef dat we worden bemind. Om daar smaak voor te krijgen.